Skip to main content

1. De oude schoenen

Het eerste onderwerp bestaat uit een paar oude schoenen. Versleten, vol met plooien en vlekken kunnen we ze beschouwen als een organische vorm.

We zetten de schoenen ‘live’ voor je op tafel op dezelfde hoogte als je papier of doek en op een afstand van ongeveer 1.5 meter.

Fase I

We gebruiken bij het schetsen uitsluitend houtskool: dat is gemakkelijk met je vingers te corrigeren. We beginnen met de grote lijnen: in dit geval de uiterste punten van de compositie globaal op papier te zetten met houtskool. Niet te bescheiden zodat de schoenen ruim over het oppervlak van het papier verdeeld worden.

 

Een viziertje, een kartonnetje met een gat in ongeveer de verhouding van je papier, is hierbij erg handig: Je kan hiermee met een oog dicht een snapshot van je compositie maken.

Vervolgens gaan we met lijnen de punten verbinden. Hierbij schatten we de hoeken en grootte van de lijnen zo goed mogelijk in.
Om de hoeken en de grootte van die lijnen te kunnen inschatten is het fijn om een lang houtskooltje of een potlood te gebruiken…
Altijd met gestrekte arm zodat de afstand gelijk blijft!

We tekenen eerst de voorste schoen (neem even afstand om de stand te controleren!) en geven dan op dat contour aan, waar de contouren van de achterste schoen de contouren van de eerste schoen snijden: we relateren a.h.w. de tweede schoen aan de eerste schoen.

In het algemeen: begin bij een compositie altijd met dat onderwerp dat de meeste raaklijnen heeft met de overige onderdelen.

We nemen weer even afstand en is alles naar tevredenheid, dan gaan we over naar de volgende fase.

 

Fase II: De donkertjes/lichtjes.

We gaan met donker en licht nuances een illusie van ruimtelijke vorm creëren in onze tekening.

We beginnen met de eerste schoen. Let op: we vullen de vlakken eerst met houtskool om het later, ook als er al Siberisch krijt op zit, gemakkelijk het licht te kunnen terughalen met kneedgom.
Vervolgens gaan we goed kijken naar de “donkertjes en lichtjes”, die noemen we hierna D/L.

Er zijn twee soorten D/L. Bijvoorbeeld: qua kleur is de bovenkant van de schacht veel donkerder dan de neus en dat is natuurlijk best belangrijk om weer te geven.
Maar de belangrijkste en leukste zijn de vormgevende D/L!
Licht komt meestal van boven of schuin van boven, dus aan de bovenkant van plooien komt een lichtje, de diepte geven we donkerder weer.

Zo zijn we gewend vorm waar te nemen en daar maken we gebruik van bij het scheppen van onze illusie! Soms zelfs als dat afwijkt van wat we zien: wij zijn de baas!!

We doen hetzelfde met de tweede schoen en houden er rekening mee, dat we op elk punt waar de vlakken elkaar raken een D/L nuance hebben. Is die niet zichtbaar : GEEN NOOD, dan maken we hem… Meestal werkt donker voor, lichter achter het best, maar andersom kan ook prima. Zijn we hiermee klaar, dan gaan we naar fase III…

 

Fase III : details, stofuitdrukking en textuur.

Het is belangrijk daar nu pas mee te beginnen, want in fase II, het maken van de ruimtelijke vorm met D/L, zitten die details je vreselijk in de weg.

Met de details gaan we proberen de vormillusie te versterken en te bevestigen. Een mooi voorbeeld is de verticale stiklijn aan de achterkant van de voorste schoen : die laten we slingerend de plooien van fase II volgen en je kunt er niet meer omheen:
WE HEBBEN PLOOIEN !
Als je er met je neus opzit is dit vaak lastig om te zien, dus sta even op en kijk even van een afstand.
De verdere details zoals de haakjes en de leuke miniplooitjes (D/L) maken de schoenen levensecht !

 

De Achtergrond

Nu gaan we zelf een achtergrond bedenken. Om een aantrekkelijk plaatje te maken moeten de schoenen ergens op staan: een horizontaal vlak, zoals een vloer bestaande uit bijv. planken, tegels, een tafeltje, je vensterbank, grint, gras … Dat mag jezelf bedenken.

Hier wordt het interessant, want hier gaat perspectief een belangrijke rol spelen. Een alom gevreesd onderwerp, waar vaak met een grote boog omheen gelopen wordt.

Daarachter een verticaal vlak, al dan niet met structuur, of een plekje in je eigen huis. Hierbij speelt perspectief een minder dominante rol.

Bij dit alles moet je twee dingen goed in de gaten houden: de verhouding in grootte t.o.v. de schoenen EN dat het grondvlak van je schoenen in z’n geheel past op het horizontale vlak. Dat de schoenen bijv. niet van de tafel vallen aan de achterkant of eigenlijk in de muur zitten die je er te strak achter getekend hebt.

 

Het horizontale vlak

In het horizontale grondvlak onder de schoen gaat perspectief een belangrijke rol spelen: je kan er niet omheen!  Het perspectief heeft globaal twee aspecten: het lijnperspectief en het kleurperspectief. Het lijnperspectief is het meest berucht!

Even theoretisch: evenwijdige lijnen in het horizontale vlak snijden elkaar op de horizon. Dat snijpunt noemen we het verdwijnpunt. Die horizon wordt ook wel de “verzameling van alle verdwijnpunten” genoemd.

Hoe vind je die horizon? Staande op een rechte weg in de polder, is het lekker duidelijk. Waar het land ophoudt en de lucht begint, dat is de horizon !
Dingen van gelijke grootte, zoals de breedte van de weg,  worden kleiner naarmate ze dichter bij de horizon liggen.

Allemaal heel logisch, maar er is een praktisch probleempje: aan de tekentafel heb je geen duidelijke horizon… dacht je! Nu moet je gewoon even iets van me aannemen: de horizon is de lijn die ligt op hoogte van je ogen.

Kijken we naar de afbeelding, dan zien we dat de horizon ligt op hoogte van de ogen van de dame die ruim over de schoenen heenkijkt.
Als we de schoenen dus midden op het papier hebben getekend ligt de horizon iets boven de bovenkant van het papier. Als we dus evenwijdige lijnen in het horizontale vlak willen tekenen hoeven we alleen maar een lat op een punt op die horizon te zetten en daar te laten draaien en voila, we hebben de lijnen van bijv, de plankenvloer, de zijkanten van een tafel, de voegen tussen tegels.
We hebben de illusie van een horizontaal vlak gecreëerd ! In ieder geval Fase I (weet je nog?)

Om het af te maken gaan we fase II in: met D/L nuances de 3D illusie versterken.
Daarbij gaan we lekker ons eigen ding doen: donkertje voor, lichtje achter…, maar andersom kan ook. Hoewel over het algemeen: dichtbij meer kleur en meer detail het beste werkt.
Alles kan, alles mag, als er maar een donker/licht nuance is, hoe klein ook.

Nu rest ons nog Fase III, het leukste werk: we gaan met wat details de hele zaak aantrekkelijk maken.
Natuurlijk ook weer voor het goede doel: de illusie van diepte versterken.

niet bij dit alles, regelmatig even afstand te nemen. Vooral omdat je papier vlak ligt en dus een hoek van 90 graden maakt t.o.v. je voorbeeld. Opstaan en afstand nemen brengt dat weer samen en pas dan zie je of de truc werkt !
Wat ook heel goed werkt even door de camera van je telefoon naar je werk kijken. Daar word je blij van! 

GEFELICITEERD! Je hebt een KUNSTWERK naar het leven geschilderd!!!